Aktuell
Praxis
Orte
Netzwerk
Personen
Archiv
Andere Aktivitäten
|
Kamp van Blumenthal,
kommando van het concentratiekamp Neuengamme

Kort overzicht
Het kamp van Blumenthal werd opgericht op 20 augustus
1944 op de plaats van een oud park dat gelegen was aan de
rivier de Weser. Men is niet zeker wanneer het kamp
ontruimd werd, maar dat moet ergens tussen 7 en 9 april
1945 gebeurd zijn. Het aantal gevangenen lag gemiddeld
tussen de 500 en 1000. Eeen rapport uit Neuengamme
vermeldt 929 personen aan het eind van de maand maart
1945. Een aantal van de gevangenen werd na Kerstmis 1944
overgeplaatst naar het kamp van Schützenhof om dichter bij
hun werkplek te zijn, de werf „Hornisse“ te
Bremen-Gröpelingen.
De Belgische gedetineerden vormden er bijna zeker de
grootste groep; zij vertegenwoordigden er toch ten minste
de grootste groep qua overlijdens; 91 op een totaal van
123 gedeporteerden volgens een lijst van her kamp zelf
(die misschien niet grondig bijgehouden werd). Door een
gebrek aan geldige statistische gegevens, is het nog
steeds niet mogelijk om details te geven over het aantal
gedetineerden van andere nationaliteiten. De dodenlijst
laat ons toe om aan te nemen dat de Fransen, de Polen en
de Russische gevangenen het talrijkst waren (na de
Belgen).
Het kamp dat omheind wird door een dubbele prikkeldraad,
bestond uit 8 barakken (2 tot 4 kamers met elk tussen de
30 en 50 personen), daarnaast nog barakken met andere
functies, zoals de „Schreibstube“ (secretariaat) het
„Revier“ (hospitaal), de keukens, de sanitaire ruimtes
(die ook als lijkenhuis dienden), de kledijbarak, de
toiletten. De gedeporteerden werden meestal bewaakt door
oudere soldaten van de „Kriegsmarine“, reserve-soldaten.
Zij waren gelogeerd in barakken die in de buurt lagen. De
controle over het kamp was in handen van drie SS-ers,
waaronder de kampchef Hauptscharführer Johann-Richard vom
Endt (1904 – 1962). Het merendeel van de gevangenen moest
werken in leegstaande magazijnen die omgevormd waren tot
mechanische ateliers en die door de „Bremer Wollkämmerei“
in lease gegeven waren aan de firma Deschimag. De
werkplaats bevond zich op 1 km van het kamp; de gevangenen
moesten onderdelen maken in het kader van project
„Valentin“, een basis voor onderzeeers in aanbouw te
Bremen-Farge.
Een andere groep van ongeveer 200 gevangenen werd
dagelijks met een platbodem de rivier de Weser
stroomopwaarts tot aan Gröpelingen gebracht; dit Kommando
was vooral heel zwaar omdat deze verplaatsing de werkdag
aanzienlijk langer liet duren. Een groep van 170 Joden,
die aangekomen was in november 1944, maakte er deel van
uit. De dodentol was aanzienlijk hoger in de
bouwkommando's, die aan de slechte weersomstandigheden
waren blootgesteld, dan in de Kommando's die in de
produktie werkten, omdat zij min of meer beschermd waren
tegen de klimatologische risico's. Als het kamp van
Blumenthal een bijzonder hoog sterftecijfer heeft gekend
ten opzicht van andere, gelijkaardige Buitenkampen van
Neuengamme, dan moeten andere factoren hierin een rol
gespeeld hebben, zoals de slechte behandeling en de
ondervoeding. De na-oorlogse getuigenissen van de
overlevenden laten wat dat betreft niets aan de
verbeelding over.
Twee gebeurtenissen in het bijzonder werden in het
geheugen van de overlevenden gegraveerd: de publieke
ophanging van twee gevangenen en een ontsnappingspoging.
Twee Polen waren ter dood veroordeeld wegens „sabotage“
ze hadden in de fabfriek een stuk leer georganiseerd
waarmee ze een riem wilden maken.
Ze werden opgehangen voor de verzamelde gevangenen,
opgesteld in rijen. Doordat het kamp zich aan de oever van
de Weser en in de nabijheid van de stad Blumenthal bevond,
zaten de balkons en de vensters van de huizen, net zoals
de populieren langs de rivier, vol met nieuwsgierigen.
Een kern van verzetsmensen, voor het merendeel Fransen,
waren er in geslaagd een tunnel te graven onder de dubbele
omheining van het kamp. Die begon in barak nr. 7 waar ze
eerst de vloer opbroken hadden; dit was mogelijk omdat het
blok leeg stond door de afwezigheid van de nachtploeg. Het
plan mislukte; men had risico's moeten nemen bij het
stutten van het plafond en de wanden van de tunnel met
allerlei plankjes en balken en het mulle zand begaf onder
het gewicht van een voertuig dat langs de omheining aan de
kant van de oever reed. Twee Fransen, ondervraagd door de
SS, verklaarden dat ze alleen gehandeld hadden. Ze werden
streng gestraft, maar ze overleefden allebei.
Tijdens de evacuatie van het kamp, tussen 7 en 9 april
1945, werd het merendeel van de gevangenen verplicht wat
later de „dodenmars“ genoemd werd te volgen. Hun eerste
halte was het Kommando van Bremen-Farge. Als ze er al in
geslaagd waren om de vermoeiende mars te overleven,
waarbij de zwaktsten die niet meer konden volgen door de
bewakers neergeschoten werden, dan overleed een groot deel
van hen op 3 mei 1945 op de schepen die zonken in de baai
van Neustadt (Baltische Zee), dicht bij de stad Lübeck.
|